Naömi keert in diepe rouw terug naar haar geboorteplaats. Ze vraagt of de mensen haar 'Mara' willen noemen. Dit betekent 'bitter'. Het leven heeft haar niet veel goeds gebracht. God brengt op wonderbaarlijke wijze een ommekeer in haar leven door middel van een 'losser'. Een prachtige lijn naar Jezus.
Noem mij Mara
Heb jij God weleens de schuld gegeven in een diep dal van je leven? Naömi beschuldigd God dat zij haar man en zonen heeft verloren. Ze besluit op reis te gaan. Terug naar haar geboorteplaats, het land Juda. Naar Betlehem, waar later de Here Jezus wordt geboren. Het blijkt allemaal bij God wonderlijke plan te horen.
Maar zij zei tegen hen: Noem mij niet Naomi, noem mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. (Ruth 1:20, HSV)
Haar schoondochter Ruth is vastbesloten om met Naömi mee te gaan. Ondanks dat zij haar man heeft verloren, wil zij ook de God dienen, die Naömi dient.
Maar Ruth zei: Dring er bij mij niet langer op aan u te verlaten en terug te gaan, bij u vandaan. Want waar u heen gaat, zal ik ook gaan, en waar u overnacht, zal ik overnachten. Uw volk is mijn volk en uw God mijn God. (Ruth 1:16, HSV)
Aren rapen
Ruth krijgt toestemming van Naömi om aren te rapen. Zo komt zij terecht op de akker van een familielid van de overleden man van Naömi. Boaz.
Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: Laat mij toch naar de akker gaan en aren rapen achter hem in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zei tegen haar: Ga, mijn dochter.
Daarop ging zij op weg, kwam op de akker en raapte aren achter de maaiers. En het overkwam haar dat zij op een deel van de akker van Boaz terechtkwam, die uit het geslacht van Elimelech was. (Ruth 2:2-3, HSV)
Boaz krijgt te horen wie Ruth is. Hij beveelt haar om op zijn akker te blijven rapen. Hij geeft haar te eten en te drinken.
De juiste akker
Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken.
Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de watervaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen. (Ruth 2:8-9, HSV)
Zie je de vergelijking met de wijze maagden? Zij maaien op de juiste akker. De akker die God hen heeft gegeven om te maaien. Te werken. De akker is de wereld staat geschreven. Er is voldoende drinken. Levend water.
Ruth wordt gezegend door alles wat zij voor Naömi doet. Dit terwijl zij eigenlijk een vreemdeling is in het land. Maar Boaz weet alle dingen.
Laat wat liggen voor de vreemdelingen
Boaz zei dat de maaiers expres iets moesten laten vallen van de aren, zodat Ruth ze kon oprapen. Zo krijgt Ruth een mooie oogst die ze meeneemt voor haar schoonmoeder.
Ja, laat ook opzettelijk voor haar wat vallen uit de bundels aren en laat het liggen, zodat zij het op kan rapen, en bestraf haar niet.
Zo raapte zij aren op de akker tot de avond. En wat zij geraapt had, klopte ze uit. Het was ongeveer een efa gerst.
En zij pakte het op en kwam in de stad. Haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. Ook haalde zij tevoorschijn wat zij overgehouden had, toen ze genoeg gegeten had, en gaf het haar. (Ruth 2:16-18, HSV)
Lees dit ook eens! Het is heel bijbels wat Boaz doet!
Wanneer u de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker bij het binnenhalen van uw oogst niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen. U moet het laten liggen voor de arme en de vreemdeling. Ik ben de HEERE, uw God. (Lev. 23:22, HSV)
Ik moet weer denken aan het grootste gebod. Onze naaste liefhebben als onszelf. Zoals we zelf behandeld willen worden, doen we ook bij een ander.
Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? (Matt. 25:38, HSV)
De losser
Ruth luistert naar de nieuwe opdracht van haar schoonmoeder. Ze gaat naar de dorsvloer en ligt aan het voeteneinde van Boaz, die daar te slapen ligt. Zij zegt tegen hem dat zij zijn dienares is en vraagt of hij zijn vleugel over haar wil uitspreiden. Wat een prachtig beeld naar Jezus. Zijn kinderen dienen Hem! Hij spreidt zijn vleugels uit over hen! Hij is hun Verlosser!
Daarop ging zij naar de dorsvloer en deed overeenkomstig alles wat haar schoonmoeder haar geboden had.
Toen Boaz gegeten en gedronken had en zijn hart vrolijk was, kwam hij en ging liggen aan de rand van de korenhoop. Daarna kwam zij stilletjes, sloeg de deken aan zijn voeteneind op en ging liggen.
En het gebeurde midden in de nacht dat de man schrok en om zich heen greep. En zie, er lag een vrouw aan zijn voeteneind.
En hij zei: Wie bent u? En zij zei: Ik ben Ruth, uw dienares. Spreid uw vleugel over uw dienares uit, want u bent de losser. (Ruth 3:6-9, HSV)
Er is alléén iets wat nog opgelost moet worden. Er is nog een andere losser. Als deze niet voor Ruth kan of wil zorgen, dán zal Boaz dat doen.
Overnacht vannacht hier. Als het morgenochtend gebeurt dat hij u lost, goed, laat hem lossen. Als hij echter niet genegen is u te lossen, dan zal ík u lossen, zo waar de HEERE leeft. Ga nu maar liggen tot de morgen. (Ruth. 3:13, HSV)
Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen, en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. En als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. (Joh. 12:26, HSV)
Bewaar mij als Uw oogappel, verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels. (Ps. 17:8, HSV)
Aan zijn voeten
Zo lag zij tot de morgen aan zijn voeteneinde. En zij stond op, voordat men elkaar kon herkennen, want hij zei: Het mag niet bekend worden dat er een vrouw op de dorsvloer gekomen is. (Ruth 3:14, HSV)
Wat weer een geweldig beeld van hoe wij aan de voeten van Jezus mogen zijn.
En zij had een zuster die Maria heette, die ook aan de voeten van Jezus zat en naar Zijn woord luisterde. (Luk. 10:39, HSV)
Maria koos het goede deel.
Slechts één ding is nodig. Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat niet van haar zal worden afgenomen. (Luk. 10:42, HSV)
Reactie plaatsen
Reacties