Honing

Honing. Waar is het goed voor? Maar wat doet honing met ons lichaam en met onze geest? Jonathan kreeg verlichte ogen, nadat hij ervan at. Gods woorden zijn zelfs zoeter dan honing. Het goed voor ons gehemelte en onze botten. Ezechiël at een boekrol, die zo zoet proefde als honing.

Honing - verlichte ogen

Saul had het volk, terwijl ze in oorlog waren met de Filistijnen, om de hele dag niet te eten...

...maar Jonathan had het niet gehoord, toen zijn vader het volk bezworen had. Hij stak de punt van de stok die in zijn hand was, uit en doopte hem in een honingraat. Daarop bracht hij zijn hand naar zijn mond en stonden zijn ogen weer helder. (1 Sam. 14, HSV)

Jonathan had het niet gehoord en kijk eens wat de honing met hem doet. In de Statenvertaling staat dat zijn ogen meteen 'verlicht' werden. Honing geeft dus verlichte ogen.

Toen zei Jonathan: Mijn vader heeft het land in het ongeluk gestort. Kijk toch eens hoe helder mijn ogen staan, omdat ik een beetje van deze honing gebruikt heb. (1 Sam. 14:29, HSV)

Uw woorden - zoeter dan honing

Hoe zoet zijn Uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond. (Ps. 119:103, HSV)

...de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig, met elkaar zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begerenswaardiger dan goud, ja, dan veel zuiver goud; en zoeter dan honing en honingzeem uit de raat. (Ps. 18:10-11, HSV)

Lieflijke woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel, en genezing voor de beenderen. (Spr. 16:24, HSV)

Honing - goed voor het gehemelte

Eet honing, mijn zoon, want dat is goed, en honingzeem is zoet voor je gehemelte. (Spr. 24:13, HSV)

Hoe zoet zijn Uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond. (Ps. 119:103, HSV)

Als je honing hebt gevonden, eet dan tot je genoeg hebt.

Hebt u honing gevonden, eet dan tot u genoeg hebt, anders raakt u er oververzadigd door en spuwt u het uit. (Spr. 25:16, HSV)

Maar veel honing is ook weer niet goed staat hier.

Veel honing eten is niet goed, maar het onderzoeken van gewichtige dingen is een eer. (Spr. 25:27, HSV)

De boekrol werd zo zoet als honing in de mond

Ezechiël kreeg de opdracht om een boekrol op te eten. Hij at de boekrol op en deze werd zo zoet in zijn mond als honing. Ik moet hierbij weer denken aan de teksten dat Gods woorden zo zoet zijn als honing. De boekrol was beschreven met woorden van God.

Hij zei tegen mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, vul uw binnenste met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik en hij werd in mijn mond als honing zo zoet. (Ezech. 3:3, HSV)

Dit is ook prachtig. De honing (onder andere) mogen we anderen aanbieden als een aangename geur. Dat betekent dat anderen mogen ruiken aan ons dat wij God willen dienen en dat we uitdelen van Zijn woorden.

En Mijn brood, dat Ik u had gegeven, en de meelbloem, olie en honing, die Ik u te eten had gegeven, hebt u hun aangeboden als een aangename geur. Zo gebeurde dat, spreekt de Heere HEERE. (Ezech. 16:19, HSV)

Honing in de woestijn

Johannes leefde onder andere van wilde honing in de woestijn.

Deze Johannes had kleding van kameelhaar en een leren gordel om zijn middel; zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honing. (Matt. 3:4, HSV)

Een land dat overvloeit van melk en honing

De HEERE bracht het volk Israël in het land dat overvloeit van melk en honing.

En Hij bracht ons naar deze plaats en gaf ons dit land, een land dat overvloeit van melk en honing. (Deut. 26:9, HSV)